4. Goudsjepoel 1

4. Goudsjepoel 1

Goudtsjepoel 1
9216 XW
Oudega

Bekijken in Google Maps

De Luchtwachtpost te Oudega

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is de Finnen niet meer dan een zandpad. Een hynstepaad met in het midden het gedeelte voor paard en wagen en ernaast een smal stukje voor de voetgangers en fietsers.

Aan dat zandpad bevinden zich enkele boerderijen, o.a. van de families Van Dijk en Van der Velde. En daartussenin bevindt zich de luchtwachtpost van de Duitsers, een Flugwache (Fluwa). Deze is gesitueerd tussen Leeuwarden en Trimunt en moet alert zijn op geallieerde vliegtuigen. Als die door de verrekijker worden opgemerkt, dan moet het vliegveld in Leeuwarden gealarmeerd worden, waarna jachtvliegtuigen opstijgen.

De post wordt in 1943 gebouwd op een stuk land, dat sindsdien de naam ‘Pietersfinnen’ draagt. Het bouwwerk ligt ongeveer 150 tot 200 meter ver het land in. Het benodigde bouwmateriaal wordt uit Trimunt gehaald en mensen uit de werkverschaffing leggen een vlonder aan, omdat het water in 1944 te hoog staat: het gemaal draait niet meer vanwege een gebrek aan brandstof. Al het land aan weerskanten van de Oudegaaster vaart ligt onder water. De soldaten ruilen hun laarzen om bij de familie Rindert van Dijk: daar laten ze hun schoenen staan. Moeder Van Dijk vindt dat vervelend. Materiaal voor de post ligt op het erf waar in die tijd de familie De Jong boert (de boerderij waar nu o.a. de fietsenzaak in gevestigd is). De luchtwachtpost betrekt ook de elektrische stroom van deze boerderij, waar een bovengrondse leiding is. Vanaf deze boerderij heb je vrij zicht, omdat de nieuwbouwwijk nog niet bestaat.

Het is niet helder waarom het stukje land de naam ‘Pietersfinnen’ draagt. Er zijn daarvoor een paar mogelijke verklaringen. Of het land is van Pieter Tibbesma, of van Pieter Algra of van een zekere Van der Veen uit Holland. Het kadaster meldt dat het eigendom is van Andries Gerrits Kooistra en Harmke van der Wal, die daar in vroeger tijden een boerderijtje hebben. In ieder geval is duidelijk dat Van Dijk dat stuk land huurt.

De post is ingebouwd in het landschap, zodat een soort bunkerachtige verhoging te zien is. In het midden is een uitkijkpunt, dat via een trap te bereiken is. Er staan verrekijkers opgesteld om het luchtruim te verkennen. In het bivak – groen geverfd? – zijn zes of zeven slaapplaatsen. De toren heeft een balustrade.

De kinderen in de schoolgaande leeftijd krijgen thuis te horen dat ze geen contact mogen maken met de soldaten als ze de luisterpost passeren. De ouders vinden het een bedreigende toestand. Haal geen kattenkwaad uit, zeggen ze.

Wie zijn de bemanningsleden van de luchtwachtpost? De schatting is dat er zes à zeven soldaten de post bemannen. Het zijn Oostenrijkers onder commando van een Duitse officier. Een van de Oostenrijkers komt regelmatig bij de familie Van Dijk over de vloer en hij laat foto’s zien van zijn gezinsleven. Hij heeft een dochtertje thuis, in 1942 geboren, even oud als een van de dochters van de familie Van Dijk. Hij vertoont zich ook regelmatig in het dorp en meldt zich bijvoorbeeld in de slagerij op de Sânbuorren en voelt zich op zijn gemak in het dorp. Het geweer wordt dan tegen de muur gezet. Tijdens de strenge winter van 1944/45 wordt er geschaatst op ondergelopen land naast de boerderij van Sannes, waar nu ‘bakker’ De Vries woont. De soldaat staat ernaar te kijken en geniet. De jongens in de gevaarlijke leeftijd mogen wat hem betreft wel een rondje schaatsen. En als er al onraad is, meldt hij dat aan Jurjen van der Velde of een ander, zodat men gewaarschuwd is en maatregelen kan nemen. Volgens Siebren de Jong wandelen zij op zondagmiddag regelmatig met deze Koenraad of Steffen een eindje op. Als het jonge volkje op een zondagmiddag massaal aan het schaatsten is, waarschuwt de soldaat ds. Boersma, dat dit te veel in het oog loopt. De Oostenrijker heeft Oebele Kooistra van de Geasten bij de smid, waar zijn paard wordt beslagen, al eens toegesproken: “Jij weet hoe de zaken er hier voor staan.”

Over het algemeen kan gezegd worden dat de luchtwachtpost van veel op de hoogte is, maar niet ingrijpt.

Krijgen de soldaten wel eens bezoek? Jazeker. Zwarte Riek uit Drachten komt er om de boel schoon te maken. Overigens komen er ook regelmatig mooi uitgedoste dames op de fiets naar de post. Als de kinderen van de familie Van Dijk vragen waarom, krijgen ze als antwoord: “Die helpen de Duitsers.”

Van Dijk maait het grasland op de Pietersfinnen. Steeds is er echter een soldaat die er op toekijkt dat Van Dijk niet te dicht bij de post komt.

Over het algemeen beschouwt men de bemanning van de post als goed volk. Een van hen is in het dagelijks leven arts geweest en hij helpt een zieke inwoner uit Opeinde. Een andere soldaat haalt bij de familie Piebe de Jong bij het tichtzet een maaltje vis op en brengt daarna een zak zout mee. Tijdens een gezellig avondje op Iesicht, waar de hele bemanning naar toe fietst, betrapt ze op de Wolwarren Okke Douma en de broers Pel, onderduikers, die een luchtje komen scheppen. “Was machen sie hier?” “Wir wollen spass machen”, zeggen de jongens. “Wenn wir zurück kommen, denn sind sie weg.” De soldaten van de wachtpost zijn van goede wil. Dat blijkt ook uit het feit dat ze bij een mogelijke razzia zeggen: “Als je een veilig onderkomen zoekt, kom je maar bij ons.”

Maar de soldaten moeten wel hun werk doen. En naarmate de oorlog vordert en de bomen en vaak ook de boomstronken gerooid worden, kan men vanaf de post meer zien, hoewel het luchtruim hun prioriteit is. Zo is de brand op de Legauke voor hen duidelijk te zien. Ook de families Van Dijk en Van der Velde zien de Legauke branden.

Het einde van de oorlog nadert en op het erf van de familie De Jong (boerderij van de familie Herder) koppelt Hendrik Cazimier, lid van de knokploeg, de elektriciteitsdraden naar de luchtwachtpost los, zodat de verbindingen wegvallen. Dit vindt plaats op zaterdag 14 april. De vraag is nu hoe de bemanning gevangengenomen moet worden. De ondergrondse is gewapend en heeft zich opgesteld achter de heg bij de familie Van Dijk. Op die plek heeft de ondergrondse een goede kijk op de post. Zal het een bloedig treffen worden? De Graaf, politieagent te Oudega en Wilt Kooistra, beide lid van de ondergrondse, willen echter geen geweld gebruiken. Om bloedvergieten te voorkomen zal De Graaf het alleen proberen. Hij zegt: “Ik haal ze op.” Hij wandelt naar de post: uniformjasje uit en koppel af en met de handen omhoog, om zijn bedoelingen duidelijk te laten overkomen. Zo nu en dan zwaait er een witte vlag uit de post, teken van overgave, maar de vlag wordt ook weer binnengehaald. De officier wil het blijkbaar niet. Daarna komen ze echter zonder wapens één voor één naar buiten. Ze stappen onder escorte op hun fiets en rijden bij de boerderij van de familie Van Dijk langs. De commandant zit te trillen op zijn fiets, geëscorteerd door politieman De Graaf en de mannen van de ondergrondse, die achter aansluiten. Mem Van Dijk ziet de Oostenrijkse soldaat die in die tijd regelmatig langskomt, en heeft de tranen in de ogen. Het dochtertje van drie zegt: “Mem moat net gûle, hy komt wol werom.” Hij heeft immers beloofd na de oorlog terug te komen.

Na de oorlog krijgt een aantal Oudegaasters gelegenheid om even op de toren te kijken. Oebele Kooistra ziet door de verrekijker de kippen op zijn erf op de Geasten 8 lopen. De bemanning van de toren heeft dus alles gezien, maar nooit iets gezegd.

Na de oorlog is de toren afgebroken. Niets in het landschap herinnert nog aan deze geschiedenis.